Dit is een WOB artikel, binnen de categorie Artikelen

Artikel 27 (Citeerbepaling)

Deze wet kan worden aangehaald als Wet openbaarheid van bestuur.

Artikel 26 (Inwerkingtreding)

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 25 (Intrekking oude WOB)

De Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1978, 581) wordt ingetrokken.

Artikel 21 (Overgangsrecht Archiefwet)

Op verzoeken op grond van de Archiefwet 1962 (Stb. 1962, 313) tot raadpleging of gebruik van vóór de inwerkingtreding van deze wet in een archiefbewaarplaats berustende archiefbescheiden blijven de voor de inwerkingtreding van deze wet gestelde beperkingen ten aanzien van de openbaarheid van kracht.

Artikel 19 (Specifiek overgangsrecht)

Voor adviezen, voordrachten en andere voorstellen van de Raad van State, uitgebracht voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijven de op de dag voor de inwerkingtreding geldende wettelijke bepalingen van kracht.

Artikel 17 (Evaluatie-bepaling)

Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zenden binnen vijf jaar na het in werking treden van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de wijze waarop zij is toegepast.

Artikel 15b (Beroep niet-tijdig beslissen)

Naast de weg van bezwaar vanwege niet-tijdig beslissen is ook de weg van beroep mogelijk. Let wel op dat deze weg vereist dat eerst een ingebrekestelling is verzonden. De rechter bepaalt dan de beslistermijn (normaliter 2 weken). Een langere termijn wordt geboden als het mede aan de verzoeker ligt dat het verzoek een langere behandeltermijn vergt. Het bestuursorgaan moet de extra benodigde tijd motiveren. Ook hier kan van een proceskostenvergoeding geen sprake zijn als de verzoeker een omvangrijk verzoek heeft ingediend of anderszins niet heeft meegewerkt. Het overleg waarover wordt gesproken moet zijn aangevangen binnen de wettelijke beslistermijn en moet meer inhouden dan het eenmalig voorstellen van een latere datum.

  1. In geval van een gegrond beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van deze wet of een beslissing op bezwaar tegen een dergelijk besluit waarbij nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter, indien de omvang van het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht de termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.
  2. Indien de bestuursrechter oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk het gevolg is van de wijze van indiening van het verzoek en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter, indien het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een langere termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.
  3. De bestuursrechter kan artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing laten en een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht achterwege laten, indien de indiener van het beroepschrift, gelet op de omvang van het verzoek, onvoldoende heeft meegewerkt aan het bereiken van overeenstemming over:
    1. een opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 4:15, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, of

    2. verder uitstel van de beslistermijn als bedoeld in artikel 7:10, vierde lid, onderdeel a of b, van de Algemene wet bestuursrecht.

  4. De bestuursrechter kan eveneens artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing laten en een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht achterwege laten, indien hij oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk het gevolg is van de wijze van indiening van het verzoek.

Artikel 15a (Bezwaar bij niet-tijdig beslissen)

Vanwege het loskoppelen van de Wob met de bepalingen over het niet-tijdig beslissen uit de Algemene wet bestuursrecht (artikel 15) is ook een afwijkende regeling in de Wob opgenomen bij niet-tijdig beslissen. Deze bepaling geeft de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen het niet tijdig besluiten. Dit bezwaar hoeft niet vooraf te zijn gegaan door een ingebrekestelling nu artikel 6:12, tweede lid, van de Awb niet van overeenkomstige toepassing is (zie ook uitgebreid dit blog). Een terecht bezwaar levert in beginsel een proceskostenvergoeding op. Om ook misbruik gericht op het incasseren van proceskostenvergoedingen tegen te gaan, regelt lid 4 dat daarvan geen sprake kan zijn als het niet tijdig besluiten mede ligt aan de verzoeker.

1. In afwijking van artikel 7:1, eerste lid, onderdeel f, van de Algemene wet bestuursrecht kan degene aan wie het recht is toegekend beroep bij de bestuursrechter in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van deze wet, alvorens beroep in te stellen bezwaar maken.
2. Het bezwaarschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen. Artikel 6:12, eerste en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
3. Artikel 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de in het eerste lid van dat artikel bedoelde verplichting niet geldt gedurende de periode dat het bezwaar aanhangig is.
4. De vergoeding van kosten op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht blijft achterwege, indien:
a. de indiener van het bezwaarschrift, gelet op de omvang van het verzoek, kennelijk onvoldoende heeft meegewerkt aan het bereiken van overeenstemming over een opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 4:15, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, of
b. het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk het gevolg is van de wijze van indiening van het verzoek.

Artikel 15 (Geen koppeling met niet-tijdig beslissen Awb)

Mede vanwege het vele misbruik vanwege de Wob – gericht op het in de hand werken van laat of gebrekkig besluiten op Wob-verzoeken en daarmee incasseren van (vele) dwangsommen – is de koppeling met paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht komen te vervallen. Niet-tijdige besluitvorming levert daarmee geen dwangsom meer op. Deze wijziging trad op 1 oktober 2016 in werking. Ingebrekestellingen van na die datum kunnen niet meer leiden tot een dwangsom.

Paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op besluiten op grond van deze wet en op beslissingen op bezwaar tegen deze besluiten.

Artikel 14 (Nadere regels over de uitvoering)

De grondslag om nadere regels te stellen over de uitvoering van de Wob. Die regels dienen uiteraard wel in overeenstemming te zijn met de (bedoeling van de) Wob. Hoewel bijvoorbeeld de weg van een formulier kan worden geregeld, kan dit niet als enige weg worden vastgesteld nu een Wob-verzoek vorm-vrij is. Hoewel niet expliciet bepaalt, mag worden aangenomen dat hierin ook een grondslag is gegeven voor een regeling over het in rekening brengen van kosten voor andere bestuursorganen dan die van de centrale overheid. Voor die laatste is dit thema immers al expliciet geregeld in artikel 12.

Nadere regels omtrent de uitvoering van het bij of krachtens deze wet bepaalde kunnen worden gesteld:

a. voor de centrale overheid bij of krachtens een besluit van Onze Minister-President in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

b. voor de provincies, gemeenten, waterschappen en de andere in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen door hun besturen.